We kennen het. Weten ervan. Maar tóch is het best ingewikkeld.
Want, heb je echt scherp hoe groot het probleem is en hoe de verschillende elementen zich tot elkaar verhouden?
In dit stuk heb ik het mechanisme en bijbehorende getallen van het broeikaseffect en de ontwrichting van het klimaat uiteen gezet.
Zoals hoe de verschillende broeikasgassen zich tot elkaar verhouden, het effect van ontbossing, en het effect van de klimaatverandering die we al zien.
Hoe uitzonderlijk en hoe belangrijk ons klimaat voor ons was, wat de gevolgen van de klimaatontwrichting zijn, en waar liggen die tipping points eigenlijk?
En, hoeveel reductie van uitstoot moeten we in welk tempo realiseren als we de opwarming tot 1,5 °C of 2 °C willen beperken?
Het broeikaseffect
Planetaire grens 1: Klimaatverandering → Overschreden
Controlevariabele: CO₂-concentratie in de atmosfeer (parts per million)
Grenswaarde: 350 ppm CO₂. (Typische waarde in het holoceen was 280 ppm CO₂, dat wordt als baseline gehanteerd)
Huidige waarde: 419 ppm CO₂ (2024), wat de grens al aanzienlijk overschrijdt.
Bij een waarde van 450 ppm CO₂ voorspellen de modellen dat de aarde grotendeels ijsvrij zal zijn in de komende millennia.
Broeikasgassen: Spiegeltjes in de atmosfeer
In 1972 publiceerde de Club van Rome hun rapport “Grenzen aan de groei”. Zij zeiden dat die broeikasgassen, die vrijkomen bij verbranding van olie, gas en kool, een probleem gaan worden. Goh, een halve eeuw geleden. We weten het dus al een tijdje.
Conceptueel is het effect best simpel. Net zoals een broeikas, houdt een soort deken van broeikasgassen (zoals CO₂) zonlicht nog even vast.
Al het leven op aarde bestaat bij de gratie van de energie die het zonlicht ons geeft. In die zin houden we “zonlicht” dus altijd vast als bijvoorbeeld een plant het opneemt. Maar grotendeels kaatst het licht direct weer de ruimte in.
Echter, een deel van het licht dat de aarde weer verlaat wordt even opgenomen door broeikasgassen in de atmosfeer. Een molecuul van een broeikasgas houdt de energie van een zonnestraal (een foton) even vast, en vrij snel erna laat het die energie weer los. Loslaten van energie gebeurt door wederom licht uit te zenden, in willekeurige richting.
Een deel van het licht wordt daarmee teruggestuurd naar de aarde (hoe dit écht op atomair niveau werkt bleek onlangs toch nog een stuk ingewikkelder te zijn).
Die deken van moleculen broeikasgassen in de atmosfeer functioneert daarmee als een zwakke spiegel. Maar ook van een zwakke spiegel is het effect dat de zon iets harder lijkt te schijnen dan het doet.
CO₂ is verreweg het belangrijkste broeikasgas in onze atmosfeer. Deze komt vrij wanneer we fossiele brandstoffen zoals kool, olie en gas verbranden.
Maar daarnaast zijn er nog andere:
Methaan (CH₄): Door het lekken van gasleidingen, en het boeren van koeien.
Lachgas (N₂O): Komt voor ongeveer 2/3 voort uit de landbouw, waarvan weer voornamelijk uit het biologische stikstofomzettingsproces na het bemesten van landbouwgrond.
Koelstoffen, zoals fluorkoolwaterstoffen (Hfk’s): Dit zijn synthetische koudemiddelen die veel in warmtepompen gebruikt worden.
Deze drie verschillen van CO₂ in de mate waarop ze licht vast kunnen houden (hun broeikaspotentieel) en de duur dat ze in de atmosfeer blijven hangen.
Om het vergelijkbaar te maken met CO₂, worden alle broeikasgassen uitgedrukt in hun broeikaseffect in 100-jaar CO₂-equivalenten.
Methaan is verreweg de belangrijkste omdat we dat ook op grote schaal uitstoten. Het vermogen om de aarde op te warmen van methaan is netto ongeveer 28x zo groot als CO₂.
Netto omdat het zich niet helemaal hetzelfde gedraagt als CO₂. Het valt sneller uit de lucht (zo’n 10-20 jaar). De mate waarmee het licht vasthoud is echter dusdanig veel hoger dan die van CO₂ (84x), dat ook al valt het sneller uit de lucht valt, het alsnog netto 28x zoveel meer opwarmcapaciteit heeft.
Intussen is die bijna 2000 ppbv (part per billion by volume), dat is 4x zo hoog als het gemiddelde voor de afgelopen 800.000 jaar.
Lachgas is bijna 300x zo sterk. En Hfk’s zijn 250-5000x zo sterk.
De dikte van de deken
Hoe meer broeikasgas in de atmosfeer, hoe meer zonlicht we vasthouden.
Een beetje CO₂ is heel fijn. Zonder broeikaseffect is het hier veel te koud. Ook, CO₂ in de lucht is nodig zodat planten kunnen groeien. Er bestaat echter zoiets als teveel van het goede. Dat zal ik laten zien.
De dikte van de deken drukken we uit in CO₂ ppm (parts per million: deeltjes per miljoen deeltjes). CO₂ is natuurlijk het bekendste broeikasgas.
De CO₂ concentratie in de atmosfeer zit nu op 419 ppm. Ofwel 0,4 ‰ (promille). Dat klinkt als niks, maar heeft dus toch effect.
De afgelopen miljoen jaar heeft die concentratie altijd tussen de 180 en 280 ppm geschommeld. Schommeling van de CO₂-concentratie is dus van alle tijden.
De ijstijden vonden plaats in de dalen van die schommeling. Was de concentratie heel laag, dan kwam er een ijstijd. Deze stopte wanner de concentratie weer omhoog was gegaan. Zo’n schommeling duurde elke keer zo’n 100.000 jaar.
Wanneer je naar de grafiek kijkt, dan valt natuurlijk die verticale streep aan de rechterkant op. Het lijkt alsof het een kader om de grafiek is. Of alsof iemand even uitschoot met de pen. Maar dat is de uitschieter die we nu als mensheid creëren.
De huidige concentratie is dus 50% hoger dan een “normale” piek, waar het voor de industriële revolutie op zat.
En let wel, het tempo waarmee dit gebeurt is niet vergelijkbaar met die ijstijden. Die buiten normale proporties hogere concentratie is veroorzaakt in slechts 200 jaar tijd.
Hoeveel uitstoot het hebben we het over?
Dus dat is het broeikaseffect. Hoe we het veroorzaken (of eigenlijk, hoe we het versterken) weet je waarschijnlijk.
Het heeft 3 belangrijke oorzaken:
Het verbranden fossiele brandstoffen: kool, olie en gas; de belangrijkste oorzaak
De uitstoot van de andere broeikasgassen
De indirecte uitstoot door verandering van landgebruik
Bij alles wat we doen in onze samenleving verbruiken we energie en die is hoofdzakelijk afkomstig van deze fossiele bronnen kool, olie en gas.
Denk aan verwarmen van huizen, creëren van elektriciteit, transport van mensen en spullen, de industrie die spullen maakt, het maken van kunstmest, boerende koeien, etc.
Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt het bekendste broeikasgas vrij CO₂ en dit blijft zo 100 jaar hangen in de atmosfeer.
We verbranden in een paar honderd jaar de CO₂-hoeveelheid die (door middel van fotosynthese) in 100 miljoen jaar door bomen, planten en plankton uit de lucht opgenomen is.
(NB: Dit geeft al een hint dat je het klimaatprobleem niet alleen met extra bossen planten kunt omkeren. De hoeveelheid CO₂ die opgeslagen lag in de vorm van olie, gas en kool is het resultaat van planten, bossen en plankton van over de hele wereld duizenden keren achter elkaar.)
Intussen zitten we (voor de hele wereld, alle broeikasgassen bij elkaar, inclusief uitstoot door verandering van landverbruik) op een jaarlijkse uitstoot van 54 gigaton CO₂-equivalent.
Om je een idee te geven van hoeveel dat eigenlijk is, herinner je die vulkaanuitbarsting in IJsland (14 april 2010, onder de gletsjer Eyjafjallajökull) nog? Die stootte 150.000 ton CO₂ per dag uit. Om je een idee van schaal te geven. 54 gigaton CO₂ per jaar is zo’n 1.000 van dat soort vulkanen, elke dag het hele jaar door!
Ironisch genoeg was die uitbarsting (van de ene werkelijke vulkaan) netto een carbon sink! Er werd zoveel vliegverkeer platgelegd, en de hoeveelheid CO₂ die we daarmee niet uitstootten was meer dan de uitstoot van de vulkaan.
Elke keer dat we 8 gigaton CO₂ de lucht in sturen, verhoogt die concentratie 1 ppm. In dit tempo verhogen we de concentratie CO₂ in de lucht met 6-7 ppm per jaar.
Alle jaarlijkse uitstoten bij elkaar opgeteld noem je “cumulatief”. In totaal hebben we de afgelopen 200 jaar 1.800 gigaton CO₂ uitgestoten, als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen en industrie (excl. overige broeikasgassen). Dat is 1.800 miljard duizend kilo CO₂.
Als je denkt dat dat een probleem is dat veroorzaakt is door onze voorgangers, 50% van al die CO₂ is de afgelopen 25 jaar uitgestoten.
De totale hoeveelheid per jaar stijgt al decennia, maar je zou voorzichtig een plateau in de jaarlijkse uitstoot kunnen gaan zien.
De verschillende broeikasgassen
Hoeveel van die 54 komt dan door welk broeikasgas?
De verschillende broeikasgassen die bij elkaar 54 gigaton CO₂-equivalent per jaar opmaken verhouden zich als volgt:
40 gigaton CO₂,
10,5 gigaton methaan,
3 gigaton lachgas (N₂O).
Methaan en lachgas zijn hierbij uitgedrukt 100-jaar CO₂-equivalenten.
Methaan is dus ongeveer 1/5e van de huidige broeikasgasemissie en dus een serieus onderdeel van het broeikaseffect. Anders gezegd, de uitstoot van methaan is net zoveel als de totale uitstoot van de VS en de EU bij elkaar!
(Side note: Zoals ik eerder zei, lachgas komt met name uit de landbouw voort en een deel daarvan door bemesting en stikstofomzetting komt. Daaruit kun je de link leggen tussen de stikstofcrisis en het broeikaseffect. Nu is die er dus (het is een deel van die 3 van de 54 gigaton). Maar het probleem van het stikstofoverschot is op zichzelf (en dus voor de natuur) een groter probleem dan dat het voor het klimaat is.)
Indirecte Uitstoot
Dan is er naast uitstoot door verbranding van fossiele brandstoffen en overige broeikasgassen, nog de uitstoot door verandering van landgebruik.
Verandering van landgebruik is een soort eufemisme voor de kap of verbranden van bossen. Dit doen we om het land te gebruiken voor landbouwgrond of het hout te gebruiken als bouwmateriaal.
Bossen zijn een soort koolstofputten. In het bos ligt veel CO₂ opgeslagen, in het bomen/planten en ook in de bodem en het strooisel op de grond. Bij ontbossing door kap of verbranding komt een groot deel van deze opgeslagen CO₂ weer vrij.
Maar ook veengronden kunnen CO₂ laten ontsnappen wanneer deze droogvallen.
Alles bij elkaar, is levert de verandering van landgebruik 4 gigaton CO₂-uitstoot per jaar op, als deel van de 40 gigaton CO₂ die ik hierboven al noemde.
Verminderde demping
De mix van verschillende broeikasgassen maakt het verhaal al best gecompliceerd. Maar er is nog een laatste factor van belang. De laatste, beloofd! Dat is de vermindering van de demping.
De demping? Ja, want niet alles van wat we uitstoten bereikt direct de atmosfeer. Bossen en oceanen hebben tot nu toe bijna de helft van alle CO₂-uitstoot opgenomen.
Het is dankzij hen dat we nu nog niet een veel groter probleem hebben want opwarming was anders dus al 2x zo hard gegaan.
Gezonde volwassen bossen nemen veel CO₂ op, dat ze in de bodem stoppen (ook wanneer ze dus niet veel meer groeien in hoogte).
Indirect heeft ontbossing dus een CO₂-uitstoot doordat door bossen te verzwakken of te verkleinen je hun capaciteit voor het jaarlijks “inademen” van CO₂ vermindert.
Zo dreigen we een tipping point te naderen waardoor de grote oerbossen van de wereld zoals Amazone niet langer een “Carbon Sink” is (dat netto CO₂ opneemt), maar een Carbon Emitter (later meer over deze tipping points).
De Amazone als geheel neemt dan minder CO₂ op dan dat uitgestoten wordt door ontbossing. Hiermee dempt het de CO₂-uitstoot die wij wereldwijd veroorzaken niet meer.
Dan de oceanen. Die nemen CO₂ op doordat het oplost in zeewater (met name koud zeewater, dat via oceaanstromen naar de bodem getransporteerd wordt) en doordat plankton via fotosynthese CO₂ opnemen. Een liter water kan veel meer CO₂ bevatten dan een liter lucht.
Een gevolg ervan is wel dat meer CO₂ in het water het water verzuurt. Dit is niet goed voor bijvoorbeeld schelpdieren en koraalriffen. (En staat nog los van het effect van de opwarming van het water als gevolg van opwarming van de aarde.)
Daarnaast lijken de oceanen, die tot nu toe 1/3 van de CO₂-uitstoot hebben gemitigeerd door het op te nemen, nu aan hun maximum te komen.
Dat de bossen en oceanen tot nu toe bijna de helft van de uitgestoten CO₂ hebben opgenomen, heeft het opbouwen van de broeikasdeken dus vertraagd.
Nu de buffers kleiner of voller raken, nemen ze de komende jaren dus minder van onze uitstoot op en verhoogt de concentratie CO₂ in de atmosfeer sneller per gigaton CO₂-uitstoot (ofwel een sneller verdikkende deken).
Als aller-aller-laatste is de mate van reflectie van de aarde ook afhankelijk van de kleur ervan. Dit heet het albedo-effect.
Wit oppervlak, zoals ijs, reflecteert en zwart absorbeert. Dus een wittere aarde reflecteert meer en houdt dus minder zonlicht vast.
Wanneer de ijskappen op de polen smelten doordat ze opwarmen, dan houdt de aarde dus meer warmte vast.
Opwarming die leidt tot extra opwarming (een positieve feedbackloop).
Het gehele effect van zowel de broeikasgassen als ook de indirecte uitstoot vangen ze ook wel door het uit te drukken in stralingsforcering (Anthropogenic radiative forcing).
Wat zoiets betekent als de netto energiebalans die bovenin in de atmosfeer door menselijke activiteit gecreëerd wordt.
Naast de CO₂-concentratie is dat een 2e controlevariabele voor klimaatverandering.
In het Holoceen was die in balans, dus 0 W/m2. Nu is die 2,8 W/m2. Dus netto komt er energie bij en die gaat zitten in een warmere atmosfeer, oceanen en op land.
Waar & Wie stoot welk deel uit?
Als je kijkt waar/door wie welk deel van de totale uitstoot wordt uitgestoten valt vooral de opkomst van Azië op.
Europa (EU + rest continent) is 12,5% en de VS is 10,9%. Maar Azië stoot intussen 55,7% van het totaal uit. Azië is natuurlijk ook verreweg het grootste en meest bevolkte continent, dus het verdient een uitsplitsing: China 26,0%, India 7,8%, de rest van Azië 22,0%.
Hier moet de kanttekening bij dat dit de uitstoot is die in het land gemaakt wordt. Dat bevat dus de uitstoot van fabrieken voor de productie van goederen.
Je produceert echter niet alleen voor je eigen land, en voor sommige landen is die balans heel scheef. Bijvoorbeeld China, zij produceert en exporteert goederen, onder andere aan ons. En wij gebruiken die.
Wanneer je kijkt naar de uitstoot op basis van consumptie dan verandert het plaatje een beetje. Wij in Nederland hebben dus een aanzienlijk deel van onze uitstoot “geoutsourcet”.
(NB: Dit is een check die je bij veel cijfers die je leest over landen moet doen. Meestal worden op landsniveau namelijk de aantallen voor bijvoorbeeld energieverbruik of CO₂-uitstoot weergegeven die binnen het land geproduceerd worden.)
Azië als geheel zit op dezelfde uitstoot per persoon als de gemiddelde wereldburger. Door alle productie en verhoogde levensstandaarden is China per persoon echter 1,75x zoveel als de wereld als gemiddelde gaan uitstoten (1,56x als je kijkt naar consumptie).
En hoe zit het dan met ons kikkerlandje? Nederland stootte in 2023 119 megaton CO₂ uit, ofwel 0,31% van de wereldwijde uitstoot (als je de andere broeikasgassen meeneemt is ons aandeel wat hoger.
(Side-note, net als met grammen en met bytes in je computer, gaat het in stapjes van een factor 1.000 van kilo- naar mega- naar giga-. Een gigaton is dus 1.000 megaton.)
Een gemiddelde Nederlander stoot 8,8 ton per jaar uit met zijn/haar consumptie (6,6 ton wanneer je kijkt naar de uitstoot pp van de productie). Dat is 1,9x zoveel als de gemiddelde wereldburger (1,5x als je kijkt naar productie).
Nu daalt dat flink (iets minder wanneer je kijkt naar onze uitstoot gebaseerd op onze consumptie). Dat komt omdat we de energiebronnen van kolen naar gas zijn gaan omzetten, en in steeds grotere mate zonne-energie.
De totale uitstoot per jaar en de uitstoot per persoon dalen al even in de VS en Europa. De vraag hierbij is natuurlijk of die daling snel genoeg gaat, zeker in combinatie met de stijging in China en India. Daarover verderop meer.
Wanneer je kijkt naar de cumulatieve hoeveelheid verschuift die verdeling best wat. Dat is relevant omdat ook oude CO₂ nog steeds een opwarmend effect heeft.
En daarbij, in wat we verwachten van elkaar in hoe snel je je uitstoot afbouwt, kun je best stellen dat je van een land dat hun deel al gehad heeft wat meer kunt verwachten. Zeker omdat uitstoot zo sterk gecorreleerd is met economische groei.
Van die totale hoeveelheid CO₂ die is uitgestoten, is de VS verantwoordelijk voor ongeveer een 1/4, en de EU, China, Azië (zonder China en India) alledrie ongeveer voor 1/6.
Het aandeel van het VK (zij waren de eersten, dus in het begin dus 100% van het geheel) en Rusland dalen intussen. India’s aandeel is nog niet groot, maar wel sterk stijgende.
En dan opeens…
Klimaatontwrichting
Dat was hoe we een mechanisme in werking hebben gezet wat de aarde opwarmt en waardoor het klimaat verandert. Zien we dat nu ook een beetje? Het antwoord is ja. 2025 was het warmste jaar ooit. 1,5 °C warmer dan de gemiddelde baseline.
Let wel, dit is niet hetzelfde als zeggen dat de aarde al 1,5 °C is opgewarmd. Niets is zo veranderlijk als het weer. Dus omdat je ook jaar-op-jaar uitschieters hebt, moet het over een periode van 30 jaar gemiddeld 1,5 °C warmer zijn.
Desalniettemin, jaargemiddelde temperaturen stijgen.
Over het algemeen kun je zeggen dat het Noordelijk halfrond sneller opwarmt dan het Zuidelijk. In Nederland is de jaargemiddelde temperatuur van 2024 al +3 °C meer dan de jaargemiddelde trend.
Hoe erg is die opwarming eigenlijk?
Dat langzaam opwarmen klinkt gezellig en knus. Wie vindt het nu erg als het thuis 22 ℃ is ipv 20 ℃ is? En het gaat ook zo langzaam dat je dagdagelijks niet merkt.
Maar op den duur is het extreem ontwrichtend.
De gevolgen van opwarming bevatten onder andere het smelten van land- en zeeijs en dus stijgende zeespiegels; meer extremen in het weer met mislukte oogsten, overstromingen en bosbranden tot gevolg; en gevolgen voor alle vormen van leven op het land en onder water.
Water & Extremen
Voorspeld wordt dat de zeespiegel in Europa tegen het einde van de eeuw gemiddeld met 60 tot 80 cm zal stijgen. De bandbreedte is voornamelijk afhankelijk van de snelheid waarmee het ijs in Antarctica smelt.
In Nederland zijn wij daar als laagliggende rivierendelta natuurlijk extra kwetsbaar voor. Ironisch genoeg maken we ons daar eigenlijk niet echt zorgen over - wellicht naïef - omdat we zoveel vertrouwen hebben in ons vermogen hele hoge dijken/waterkering te bouwen en het hoge water weg te pompen.
Daarbij verdampt er bij een warmer klimaat ook meer zoet water en wordt dat schaarser.
Daarnaast leidt een gemiddeld warmer klimaat tot meer “extreem weer” of “extreme klimaatgebeurtenissen”, zoals stortregens, overstromingen, hittegolven en droogtes.
Snelle heftige regenval waardoor rivieren overstromen, of stormen waardoor de dijken toch aan hun max komen. Of dus langdurige periodes zonder regen.
Hetere zomers en zeer koude winters, wat weer meer slechte oogsten en bosbranden zoals we in 2023 in Canada, en dit jaar in Californië, als gevolg kan hebben.
Extreem weer gebeurt natuurlijk altijd. Alleen met een warmer klimaat veel vaker.
Jelmer Mommers bracht in 2022 alle extreme weergebeurtenissen van die zomer in kaart. Het resultaat is een schokkend lange lijst. Het is tergend lang scrollen om er helemaal doorheen te komen.
Economische schade
Het leven in een wereld met meer extreem weer kost meer, zowel direct in de vorm van schade als indirect in de vorm van investeringen om ertegen bestand te blijven.
Een overstroming heeft directe schade. Daarnaast kost het meer om de dijken en het water afvoeren op een niveau te houden dat dat nieuwe hogere niveau en uitschieters aankan.
Hittegolven en droogtes leiden tot meer hittedoden en mislukte oogsten. Daarnaast kost het meer om woningen tegen de hitte te bestendigen en onze waterreserves op een niveau te houden om de langere droge periodes aan te kunnen.
Een bosbrand zorgt ook voor enorm veel directe schade. En het gaat meer kosten om die bossen zo te beheren dat je bestand bent tegen extreme bosbranden.
Dit alles is een verhoogde belasting op ons systeem. Zowel jaarlijks, door een verhoging van de jaarlijkse kosten voor alle infrastructuur. Meer dijkonderhoud, beter watermanagement, koelsystemen, pompen om water buiten te houden.
En, in uitgesmeerde kosten die we hebben wanneer we extreme klappen van het opvangen van een crisis uitsmeren over meerdere jaren. Net zoals we als land de kosten van coronacrisis en de gascrisis nog jaren dragen (in de rente en het terugbetalen van de leningen).
Om een concreter beeld te geven (maar niet gerelateerd aan klimaatontwrichting), de coronapandemie was een 3% krimp van de economie, in 1 jaar. En sindsdien betalen we nog jaarlijks rente voor de kosten die we gemaakt hebben om het inkomen van mensen te garanderen.
Al die gevolgen bij elkaar maakt dat particulieren en bedrijven forse klappen krijgen, en dat een groot deel van onze overheidsuitgaven ernaar toe gaan. Een deel van onze economie zal ten dienste gaan staan van het omgaan met het ontwrichte klimaat.
Net zoals dat grote staatsleningen of duurder wordende energie een soort rem op de economie is. Over hoeveel hebben we het dan?
ABN AMRO heeft onlangs een scenario gepresenteerd dat, wanneer we op 3 °C afsteven (het business-as-usual-scenario van het IPCC), rond 2050 het wereldwijde BBP 20% minder is gegroeid.
(NB: Hoofdeconoom Sandra Phlippen noemt die in dit gesprek, ik zou graag het rapport echt zien.)
NB: Deze 20% is exclusief de kosten van klimaatvluchtelingen, en exclusief wat de effecten op de economie zijn wanneer in het economisch ongemak instituties minder stabiel worden.
Paul Polman noemt hier de kosten van klimaatverandering op €178 biljoen tot 2070, tov €43 biljoen aan groei die actie nemen oplevert.
Economisch schade is natuurlijk vervelend, maar voor een land als Nederland zijn veel van deze kosten redelijk te dragen (een algehele doorbraak van de dijken waarbij het halve land onder water staat daargelaten).
Voor velen, met name in het globale zuiden en kleine eilandstaten is niet op termijn niet meer te dragen. Oogsten mislukken te vaak of hun eiland loopt letterlijk onder water. En dan, niet omdat ze het willen, maar omdat het niet anders kan, verlaten steeds meer van hen land. Dit noemen we klimaatvluchtelingen.
Ik druk deze zaken nu economisch uit, maar eigenlijk zouden de gevolgen genoeg moeten zijn om het te zien als een moreel vraagstuk.
No survival for the unfit
Daarbij, dat is “slechts” de economische schade en het leed voor ons mensen. Daarnaast maakt dat opwarming ook zorgt dat planten of bossen niet meer zo goed passen op de plek waar ze staan.
Deze moeten dus “migreren” naar het noorden. Iets wat je wel wat ziet gebeuren. Maar een bos verplaatst zich niet snel genoeg en “loopt” tegen zowel natuurlijke als menselijke barrières op. En hetzelfde geldt voor koraalriffen.
Daarnaast verhoogt droogte of langdurige regenval ook de vatbaarheid op plagen. Zoals de schorskever al 300.000 hectare naaldbos in Duitsland kaalvreet. Ditzelfde zien ze in de VS.
Dus naast dat we direct ecosystemen schaden door boskap, jagen en overvissen, zetten we het systeem, waar we onze maatschappij op gebouwd hebben, nog eens extra onder druk door het stabiele klimaat dat we genoten te ontwrichten.
Helemaal bizar om je voor te stellen is dat oceanografen bang zijn dat de Golfstroom of Noord-Atlantische Drift (AMOC) trager wordt tot zelfs instort (een van de tipping points, zie later ook meer daarover).
Dat is een klimaat-mitigerende oceaanstroom die warmte van de evenaar vervoerd naar Europa die zorgt het hier mild en relatief warm is. Want wij hier in Nederland liggen eigenlijk heel noordelijk (Nederland ligt op dezelfde breedtegraad als Québec, Canada).
Opwarming maakt deze stroming trager, doordat er kleinere verschillen ontstaan tussen het warme water op de evenaar en koude water bij de polen. Hierdoor blijft warmte meer rond de evenaar (waar het al veel te warm wordt), en worden onze winters extremer.
Dat is vervelend want 60% van onze gewassen in Europa zijn niet te verbouwen bij die temperaturen. Het plan om, als de dijken hier doorbreken, te emigreren naar Scandinavië kan toch maar weer in de ijskast.
De samenlevingen die wij hebben gebouwd gedijen juist het best bij een stabiel klimaat. De oudste menssoorten dateren van zo’n 2,5 tot 3 miljoen jaar geleden, en moderne mensen zoals de homo sapiens van 300.000 jaar geleden.
In die periode schommelde de aarde steeds tussen ijstijd en niet-ijstijd. We waren eigenlijk op weg naar een nieuwe ijstijd. En een ijstijd was ook geen pretje geweest. Maar de periode voor deze ‘recente’ schommelingen, zonder poolkappen en veel hogere zeespiegels, daar willen we ook niet naar terug.
Want, ook al bestaat de mens als zo lang, alle samenlevingen uit het verleden die ons bekend zijn, zijn opgekomen precies nu sinds de laatste ijstijd 12.000 jaar geleden (De Jonge Dryas) het klimaat zo constant is.
We vestigden ons op plekken die gunstig waren. Steden aan de kust en verbouwden eten dat paste bij dat klimaat. Die gunstige condities staan steeds meer onder druk.
Elke tiende graad scheelt
Een minder ontwricht klimaat is een fijner klimaat. Hoe bonter we het maken, hoe moeilijker het wordt.
Belangrijk om te snappen hier is dat het niet één punt is wat we moeten voorkomen. Dat lijkt in het Parijsakkoord of het Klimaatakkoord zo: Het is 1,5 graad, of 2 graden, of anders niet.
Maar de problemen worden bij elk tiende graad opwarming simpelweg groter en groter. Andersom is ook waar, elke tiende graad die we kunnen voorkomen, maakt de opwarming minder en minder.
De schade en het leed wordt meer meer met meer opwarming. De hoeveelheid schade en leed weegt dan dus niet meer op tegen de welvaart die met de uitstoot gepaard is gegaan. Die grens merk je echter pas nadat je die over bent gegaan.
Het is en blijft dus altijd nuttig en nodig om die opwarming tegen te gaan.
Economisch bekeken zit de balansoefening erin in hoeveel we nu bereid zijn te investeren (kosten nú te maken) om verlies van economische groei in de toekomst te voorkomen (vanwege de kosten van het draaien van het systeem in een opgewarmde aarde).
Hoe meer haast we maken, hoe meer we nu moeten investeren.
Maar hoe trager we gaan, hoe groter de schade later is.
Terug naar dat scenario van ABN AMRO dat ik eerder noemde, in datzelfde gesprek raamt Sandra Phlippen de benodigde investeringen op 1,5% BBP-groei. Dat ten opzichte van 20% minder groei.
Het kan dus uit.
Nu is dat enigszins koffiedik kijken. En je kunt het gevoel hebben dat het allemaal vlug googelen met getallen is. Maar als de meeste mensen die scenario’s maken (en die erop zitten) er op uitkomen dat het uit kan, dan durf ik de grove lijn erin te vertrouwen.
(NB: Hier zou ik eigenlijk een plaatje willen hebben, waar je per tiende graad opwarming kunt zien hoeveel de maatschappelijke kosten van de opwarming tot dat niveau zouden zijn. En dat gecombineerd met de investeringen die benodigd zijn om de opwarming tot op dat niveau te beperken. Die 2 zijn verwacht ik op een bepaald aantal graden even groot.)
“We’re on the clock”
Koolstofbudget
Ons koolstofbudget om de aarde maximaal tot 1,5 °C op te warmen is 420-580 gigaton CO₂. Ofwel, 8-10 jaar op ons huidige tempo.
Het IPCC is het internationale panel van wetenschappers die de kennis over klimaatwetenschap bundelt. Zij rekenen ook scenario’s uit over hoe de opwarming van de het klimaat zou kunnen verlopen, als gevolg van wat er al uitgestoten is en wat we in de toekomst daar aan toevoegen.
Ze spreekt zich niet uit over hoe waarschijnlijk het is dat de mondiale samenleving een bepaalt pad kiest. Maar wel over de waarschijnlijke opwarming binnen zo’n pad.
Wanneer je al deze analyse op elkaar legt dan geeft dat een plaatje dat een te verwachten klimaatverandering koppelt aan hoe snel we onze uitstoot van broeikasgassen terugdringen.
Wanneer we de opwarming binnen 1,5 °C willen houden kunnen we nog 420-580 gigaton CO₂(-equivalent) in de atmosfeer verbranden (het lage uiterste geeft een 67% zekerheid, het hoge uiterste een 50% zekerheid). Voor 2 °C is dat 1.150-1.350 gigaton CO₂.
Je kunt dit zien als het koolstofbudget dat nog beschikbaar is.
In onderstaande plaatje zie je hoe het pad van afbouw zou moeten lopen om binnen die budgetten te blijven. Ook zie je hoe we zonder beleid over de 4 °C opwarming heen gaan. We kunnen dus niet niks doen.
Daarnaast zie je dat het huidig beleid nog dik achter loopt op wat toegezegd is (het verschil tussen oranje en blauw). Er is dus actie nodig.
Het International Energy Agency (IEA) heeft een dashboard voor onze *net-zero in 2050-*ambitie. IEA's Tracking Clean Energy Progress (TCEP). Deze bevat 8 categorieën en 48 subcategorieën. Van die subcategorieën staan er 3 op groen (zonnepanelen, elektrische voertuigen en verlichting). Nog niet heel erg positief dus.
Voorzichtigheid
Daarbij moet gezegd worden dat het IPCC is als de dood om dingen te roepen die achteraf minder erg blijken. Daar heeft ze haar vingers in verleden gebrand. Dat heeft als gevolg dat ze zeer behoudend zijn in hun voorspellingen.
Dus, ja, enerzijds onderschatten ze keer op keer hoe snel de prijzen van zonne-energie dalen.
Maar aan de andere kant gaat de opwarming als gevolg van de CO₂-uitstoot in de praktijk dan steeds weer sneller dan zij voorspellen.
En, ook is de ontwrichting op het klimaat en het effect op de oceanen als gevolg van deze opwarming heftiger dan voorspelt.
Het zou dus wijzer zijn om, totdat het tegendeel bewezen is, met gepaste voorzichtigheid te handelen en een foutmarge in te bouwen.
Maar in plaats daarvan zetten landen in de jaarlijkse COPS vooral alles op alles om ook maar geen papieren beloftes te doen die in theorie op z’n hoogst de aangegeven grens net niet haalt.
Meer informatie:
Hier kun je zien hoe het KNMI deze scenario’s op Nederland projecteert.
Hier kun je de diepte in hoe alle scenario’s uit het vorige rapport van het IPCC verschillen op allerlei kenmerken.
Het IPCC rekent met verschillende scenario’s. Deze vallen in een framework van 5 Shared Socioeconomic Pathways (SSPs):
SSP1: Sustainability ("Taking the Green Road")
SSP2: "Middle of the Road"
SSP3: Regional Rivalry ("A Rocky Road")
SSP4: Inequality ("A Road Divided")
SSP5: Fossil-fueled Development ("Taking the Highway")
Dit zijn sociaal-economische richtingen van hoe we als samenleving onze toekomst insteken. Deze kennen elk een baseline - wat gebeurt er zonder dat er gerichte actie om klimaatverandering tegen te gaan ondernomen wordt - en diverse scenario’s daarbinnen met verschillende mate van actie.
In het 6e rapport van het IPCC (2021-23) worden 5 scenario’s benoemd. Dit zijn SSP1–1.9, SSP1–2.6, SSP2–4.5, SSP3–7.0, en SSP5–8.5.
Deze worden genoemd naar hun SSP-type met erachter de zogehete “Representative Concentration Pathways (RCPs)”, wat het verwachtte netto opwarmende vermogen is van de atmosfeer in 2100. Dit geeft de klimaatmodellen als het ware een randvoorwaarde om op te modelleren.
2,6 W/m2 is het relatief lage vermogen (laag in vergelijking met de meeste andere uitkomsten) die correspondeert met opwarming beperken tot 2 C.
Het RCP is dus net zoiets als het eerder genoemde “Anthropogenic radiative forcing”, maar dat is het werkelijke netto opwarmende vermogen.
Tipping Points
Zoals gezegd, in opwarming is er niet zoiets als het doel wel of niet halen. Er is niet een harde grens tot waar alles ok is, maar waarna opwarming opeens een echt probleem is en je in de penarie zit.
Maar, er is wel een extra reden om het zekere voor het onzekere te nemen en niet over de 2 °C opwarming te koersen. Dat is omdat bij die 2 °C allerlei bandbreedtes van mogelijke tipping points beginnen.
Tipping points zijn er in verschillende soorten en maten, maar hebben gemeen dat wanneer ze eenmaal gepasseerd zijn, ze niet meer met een beetje afkoeling omgekeerd kunnen worden.
Sommige daarvan zijn momenten dat natuurlijke processen onherstelbaar beschadigen, zoals het afsterven van de tropische koraalriffen, de boreale bossen of de instorting van de Atlantische oceaanstroming (de golfstroom of AMOC) of de Labradorstroom (de Labradorzee ligt tussen Canada en West-Groenland)
Andere zijn momenten dat er een extra positieve feedback-loop voor het klimaat ontstaat. Zoals het smelten van de ijs(kappen) op Groenland, West-Antarctica, Barentszzee, gletsjers en permafrost in het noorden.
En dan positief in de zin dat het de opwarming verder versterkt, en helaas dus niet positief voor ons. Eenmaal erover wordt het dus nog moeilijker om opwarming tegen te gaan.
In deze tipping point zit bij de meeste een zeer grote onzekerheid bij welke mate van opwarming het omslagpunt precies ligt. Jelmer Mommers en Thomas Oudman van De Correspondent maakte een uitgebreide reconstructie van de opkomst van dit gedachtengoed in de klimaatwetenschap.
Het bevat heel veel onzekerheid. Bijvoorbeeld of sommige echt fungeren als tipping points, en zo ja, waar dan dat punt precies ligt. Maar het klinkt me ook als dat de mate van risico zo groot is dat je het gokje niet wilt wagen.
(NB: Wat ik hier eigenlijk ook zou willen hebben is het opwarmende effect, uitgedrukt in CO₂-equivalenten, van het behalen van zo’n tipping point met een positieve feedback-loop.)
Conclusie
We hebben de afgelopen millennia genoten van een uitzonderlijk stabiel klimaat. Dat moeten we niet voor lief nemen.
Dat kon onder andere zo stabiel zijn omdat zoveel CO₂ onder grond opgeslagen lag. Die doos van Pandora hebben we open getrokken doordat we de Sirenes van bijna gratis energie niet konden weerstaan.
We stoten intussen 54 gigaton CO₂(-equivalent) per jaar uit. Daarmee hebben we de CO₂-concentratie in de atmosfeer 1,5x zo hoog gemaakt als de gemiddelde van de afgelopen miljoen jaar.
Dit is voor 2/3 door directe uitstoot van CO₂ (36 van de 54), de andere 1/3 is het gevolg van de andere broeikasgassen en uitstoot door verandering van landgebruik, waar met name methaanuitstoot het grootste broeikaseffect heeft.
Dat heeft een opwarmend effect en dat zien we ook terug. De huidige temperaturen zijn al 1,5 °C warmer dan de gemiddelde baseline. In Nederland zelfs al +3 °C.
Dat ontwricht het klimaat en heeft een lange lijst van gevolgen. Het ijs smelt, zeespiegels die stijgen. Weerextremen nemen toe, wat enorme economische schade meebrengt. Het lokale klimaat wordt minder passend voor de planten en dieren aldaar.
Willen we de opwarming nog binnen de perken houden dan moeten we snel handelen. Om de opwarming tot 1,5 °C te beperken kunnen we nog 420-580 gigaton CO₂ uitstoten. Ofwel, 8-10 jaar op ons huidige tempo (en voor 2 °C is dat 1.150-1.350 gigaton CO₂).
Dat is een veel snelleren afbouw dan de “markt” feedback krijgt. Die krijgt feedback wanneer er schaarste van fossiele brandstoffen ontstaat.
De schade als gevolg van klimaatverandering komt echter eerder, én die voelen we met z’n allen. Als vanzelf heeft elke individuele actor dus geen economische prikkel om nieuwe technieken te ontwikkelen.
Die markt moeten we dus de goede kant op helpen, maar het is tot nu toe eerder andersom. Onderschat niet de belangen en het vermogen van de overheid eindeloos het verliezende pad te subsidiëren (134 miljard per jaar voor fossiele industrie, anyone?).
We zijn net scholieren waarbij het werkstuk nu toch bijna ingeleverd moet worden. We komen op het laatst mogelijke moment in actie.
Iemand die altijd te laat komt kun je beter een kwartier eerder als starttijd doorgeven dan een kwartier later.